Een essay over de origine van de toenemende polarisatie culminerend in de aardverschuiving van 2023. Het benadrukt de noodzaak van een fundamentele hervorming om verdere verdeling in de samenleving tegen te gaan..
Lees volledig artikel: Escalerende polarisatie: Nederlandse politiek en de dringende behoefte aan vernieuwing
Escalerende polarisatie: Nederlandse politiek en de dringende behoefte aan vernieuwing
De politieke ontwikkelingen tussen 1970 en 2000
In de tweede helft van de 20e eeuw stonden de Nederlandse politieke partijen in het teken van de tegenstelling tussen links (PvdA) en rechts (VVD). Links richtte zich op sociale bescherming van arbeiders en bevordering van gelijke kansen, met een actieve rol van de overheid in economie en sociale voorzieningen. Rechts legde de nadruk op individuele verantwoordelijkheid en economische groei door ondernemerschap.
De PvdA vond haar aanhang bij arbeiders en hoogopgeleiden met een gevoel van solidariteit, terwijl de VVD vooral werd gesteund door ondernemers en mensen die tegen hoge belastingen waren. Het CDA bevond zich in het politieke midden en vormde coalities met zowel PvdA als VVD. D66, opgericht met de ambitie om de democratie te vernieuwen, kreeg onder Van Mierlo in 1994 een prominente positie toen het CDA na het tijdperk-Lubbers terrein verloor. Dit leidde tot de eerste coalitie van PvdA en VVD (en D66) onder leiding van Kok, waarmee de klassieke tegenstelling tussen links en rechts vervaagde.
De periode 1970-2000 bracht aanzienlijke maatschappelijke veranderingen met zich mee: een hoger opleidingsniveau, ontkerkelijking en de opkomst van de dienstensector. Daarnaast zorgden globalisering en technologische vooruitgang voor een nieuwe dynamiek in de samenleving. Ook de bevolkingssamenstelling veranderde door toegenomen immigratie, wat vooral zichtbaar werd in de jaren ’90.
Het kanteljaar 2002: Pim Fortuyn
De verkiezingen van 2002 vormden een keerpunt in de Nederlandse politiek. PvdA en VVD verloren aanzienlijk, mede doordat ze samen in één regering hun onderscheidend vermogen kwijtraakten. Tegelijkertijd bleven de gevestigde partijen blind voor de ingrijpende maatschappelijke veranderingen, zoals ontkerkelijking, globalisering, en veranderende werkgelegenheid, die ze onvoldoende adresseerden.
Pim Fortuyn was het gezicht van een nieuwe politieke beweging die zich afzette tegen de bestaande status quo. Zijn opkomst was al zichtbaar in 1998 bij lokale verkiezingen, maar in 2002 brak hij door met Leefbaar Rotterdam, dat uit het niets 35% van de stemmen haalde. Bij de landelijke verkiezingen in 2002 kregen PvdA en VVD samen nog maar 31% van de stemmen, een scherpe daling ten opzichte van de 53% vier jaar eerder. Als Fortuyn niet vlak voor de verkiezingen was vermoord, zou zijn partij de grootste zijn geworden.
Dit debat enkele jaren voor deze verkiezingen tussen Marcel van Dam en Fortuyn en het Lagerhuis was een vooraankondiging van de ontwikkelingen die zich in de 25 jaren daarna heeft voltrokken en waarbij links de steun van een groot deel van hun traditionele aanhang kwijtraakt.
Ondanks de schok die Fortuyn teweegbracht, herkenden de politiek noch de media de diepere oorzaken van zijn succes. De verkiezingsuitslag werd vooral toegeschreven aan de persoon Fortuyn, en na zijn dood en de snelle implosie van zijn partij ging men over tot business as usual, zonder de groeiende kloof tussen de gevestigde politiek en een steeds grotere groep kiezers te erkennen.
De veenbrand
Een veenbrand kenmerkt zich doordat het vuur voortdurend onder de oppervlakte smeult en soms onverwacht naar buiten slaat. Dit beeld is toepasselijk voor de politieke ontwikkelingen in Nederland gedurende de afgelopen 25 jaar, waarin een onderhuidse onvrede groeide zonder dat de kern van het probleem door de politiek en media goed werd herkend of aangepakt.
Al voorafgaande aan de verkiezingen van 2002 signaleerde ik onder een deel van de bevolking het proces dat men zich niet meer goed door de bestaande politiek en politieke partijen vertegenwoordigd vond worden. Fortuyn was alleen maar in 2002 een kristallisatiepunt ervan. Maar dat proces onder het electoraat ging door, ook nadat Fortuyn was geëlimineerd.
Ik publiceerde er regelmatig over in De Stemming (een voorloper van Peil.nl). In 2004 was dit deze publicatie “De Veenbrand in Kaart”. Dit was een publicatie uit april 2004, die ik u aanraadt nog eens te lezen. Ik publiceer het ongewijzigd in een apart artikel vandaag. Dit speelt zich dus af voordat de PVV werd opgericht.
Deze tabellen van toen laten zien wat er toen al leefde onder de bevolking:
En er was een grote behoefte aan bestuurlijke vernieuwing:
Maar daar kwam niets van terecht, omdat deze wensen niet door de dominante politieke partijen als grote prioriteit werden gezien. PvdA plus CDA steunden toen samen op ruim de helft van het electoraat. Inmiddels is dat amper meer dan 10%!
De twee groepen die aanvankelijk samen het electoraat van de PvdA vormden, vielen volledig uiteen. Hoogopgeleide sociaaldemocraten, die zichzelf zagen als vertegenwoordigers van de arbeidersklasse, verloren het vertrouwen van de mensen voor wie zij dachten op te komen. Dit werd al zichtbaar in 2006, toen de SP 16% van de stemmen behaalde. In 2010 daalde de PvdA verder naar 20%. Alleen dankzij de nieuwe partijleider Samsom (en het zwakke optreden van SP-leider Roemer) wist de PvdA in 2012 nog 25% van de stemmen te behalen en tweede te worden. De coalitie met de VVD gaf echter de finale nekslag aan de PvdA, die in 2017 terugviel tot minder dan 6% van de stemmen. Het CDA volgde sinds 2010 een vergelijkbare weg.
Politiek dakloos
Maar op geen enkele wijze deed men pogingen om ons politieke stelsel fors te hervormen passend bij de wereld van de 21e eeuw.
Dus werd een groeiende groep kiezers steeds meer politiek dakloos en stemde op alles wat niet tot de partijen behoorde die aan de macht deelnamen. Hoewel de resultaten per verkiezing varieerden, was de trend duidelijk. Slechts doordat bij de verkiezingen het er ook om ging wie de premier zou gaan leveren haalden de partijen, die in die strijd waren gewikkeld beduidend hogere percentages dan in de tussenliggende periode in de peilingen.
De PVV behaalde in 2010 16% van de stemmen, maar in peilingen rond 2016 tikte de partij al scores boven de 30% aan. De winst van FVD in 2019 was eveneens een uiting van het groeiende gevoel van vervreemding van de gevestigde politiek. In juli 2022 voorspelde ik al dat BBB het goed zou gaan doen bij de Provinciale Statenverkiezingen van 2023. En op 26 maart 2023 kondigde ik aan dat er nog een grotere politieke aardbeving zou komen. “The Big One” zoals die in Californië wordt genoemd . Deze aardbeving vond inderdaad plaats ruim een half jaar later bij de verkiezingen van 2023, toen PVV, NSC en BBB samen 41% van de stemmen behaalden.
Twee gescheiden werelden: de oplopende polarisatie
Wat gedurende deze hele periode opvalt, zelfs tot op de dag van vandaag, is dat de fundamentele ontwikkelingen binnen het electoraat door partijen als PvdA, VVD, CDA en D66 worden genegeerd of ontkend. Dit wordt mede in de hand gewerkt door invloedrijke media die het politieke landschap in Den Haag domineren, zoals NOS, NRC en de Volkskrant.
De mismatch tussen het politieke systeem en de ontwikkelingen onder het electoraat wordt nauwelijks geadresseerd. De echte redenen waarom partijen als PvdA, CDA en VVD een groot deel van hun achterban zijn kwijtgeraakt, blijven onbesproken. In 2023 behaalden deze partijen samen – zelfs als je de PvdA de helft van de gecombineerde uitslag van PvdA/GroenLinks toewijst – nog maar ongeveer 25% van de stemmen, terwijl ze voorheen steevast meer dan 60% behaalden.
Dit verlies kwam niet door toevallige gebeurtenissen binnen de partijen zelf, maar door fundamentele verschuivingen binnen het electoraat en de steeds verder afbrokkelende band tussen kiezers en de ooit grote partijen van vroeger. En een politiek stelsel dat niet bereid was om de grote trendlijnen onder ogen te zien en steeds weer na de verkiezingen probeerde te komen tot een regering, meteen meerderheid in de Kamer. Niet alleen kostte dat steeds meer moeite (en duurde langer), maar ook waren er dan vier partijen nodig, die op basis van hun programma’s slecht bij elkaar pasten.
Meer bedreigingen dan kansen
In 2016 heb ik geprobeerd de belangrijkste drijfveren achter deze verschuivingen te identificeren in een fundamenteel onderzoek. Welke kiezers waren het minst geneigd om nog op de bestaande grote partijen te stemmen? Het bleek dat vooral kiezers die zich zorgen maakten over hun financiële toekomst en/of vonden dat de veranderingen in de wereld hen meer bedreigingen dan kansen boden, afhaakten. Hoewel opleidingsniveau hierin een rol speelde, was het zeker niet de enige factor.
In 2017 schreef ik “De Sociale Staat van twee Nederlanden”, waarin ik beschreef hoe de samenleving uiteenviel in twee vrijwel gescheiden werelden die elkaars realiteit nauwelijks kenden en geen respect voor elkaar hadden, vergelijkbaar met de rivaliteit tussen Ajax- en Feyenoord-supporters. Dit naar aanleiding van een SCP-rapport over de Sociale Staat van Nederland, dat gemiddelde uitkomsten voor heel Nederland presenteerde, maar de enorme verschillen tussen de twee groepen niet addresseerde.
Ik wees erop dat opiniemakers, media en de meeste politici vrijwel uitsluitend uit één van deze werelden afkomstig waren. Vroeger waren er nog politieke bewegingen, zoals de PvdA en het CDA, die beide werelden wisten te verenigen. In de afgelopen 20 jaar is dat echter steeds minder het geval geworden, wat de polarisatie verder heeft versterkt. Het was slechts een kwestie van tijd voordat de groep die in Den Haag en de media nauwelijks werd gehoord, zich via de stembus duidelijk zou laten gelden.
De noodzaak voor vernieuwing: een nieuwe aanpak voor Nederland
Maar ook na november 2023 is er geen diepgaande analyse verschenen over wat er precies gaande is en hoe deze ontwikkelingen kunnen worden omgebogen. In plaats van dat linkse partijen zich afvragen hoe ze zoveel kiezers zijn kwijtgeraakt, die vroeger wel op hen stemden, zien we een ander proces ontstaan. Dit proces wordt opnieuw mede in de hand gewerkt door de media, die het fundamentele probleem niet benoemen, laat staan aandacht besteden aan mogelijke oplossingen.
In plaats van in te gaan op het algemene gevoel van onvrede waardoor kiezers voor alternatieven kiezen, richten ze zich op het afwijzen van de standpunten van partijen rechts van de VVD, vooral ten aanzien van immigratie en asiel, en nog specifieker ten aanzien van de islam, zoals bij de PVV. Nu gaat het mij er niet om dat zo’n discussie niet gevoerd zou mogen worden, maar wat men blijkbaar niet beseft, is dat dit de polarisatie in de samenleving verder versterkt. Maar de basis van die problematiek was ook al 20 jaar geleden aanwezig en toen was het hoofdpunt niet migratie en integratie. Denk niet dat op deze manier de kloof tussen de twee groepen kiezers kleiner wordt.
Het is daarbij opvallend hoe het begrip “rechts” van betekenis is veranderd. In het gebruik van termen als radicaal- of extreemrechts speelt de sociaal-economische component, die in de vorige eeuw de kern van het woord “rechts” vormde, geen enkele rol meer. Het programma van de PVV zou in de oude terminologie eerder als links dan als rechts worden aangeduid. Omdat linkse partijen hun term “links” nog steeds hanteren, maar deze deels anders invullen, krijgt de tegenbeweging het label “rechts” of zelfs “extreemrechts” opgeplakt.
Ernstige zorgen
Wanneer ik de ontwikkelingen op dit vlak zie en het debat over het aantreden van het nieuwe kabinet volg, zie ik niet hoe dit toch weer ten goede zal keren. De bestuurbaarheid van het land komt steeds meer onder druk te staan. En dat ligt niet aan de kiezers, die de “verkeerde keuzes” maken.
Ik maak me daarover ernstig zorgen wat dit alles betekent voor de aanpak van grote problemen, en de wijze waarop verschillende groepen in de samenleving met elkaar willen en kunnen samenwerken. Het wordt hoog tijd dat mijn voorstel uit 2017, dat ik besprak bij een overleg van de commissie-Remkes en uiteenzette in het artikel “Kijk nog maar even niet naar beneden,” nu met spoed wordt uitgevoerd. Ik stelde voor om met een plan te komen dat zich niet liet beperken door de grenzen van de grondwet. Een plan dat past bij de samenleving van vandaag en morgen.
Ons huidige systeem, ontworpen door Thorbecke in 1845 was ook een soort plan dat toen als kansloos werd aangemerkt. Maar drie jaar later werd het met haast ingevoerd door Koning Willem II in 1848 tijdens de revoluties in Berlijn en Parijs. Het is heel kenmerkend dat ook in het nieuwe regeerakkoord daarover niets staat.
Niet meer ’top-down’
Daarnaast moeten er belangrijke initiatieven worden genomen, zowel binnen de politiek als in de samenleving, om de polarisatie te doorbreken. Vaak zie je (en dergelijke initiatieven bestaan al) dat op lokaal niveau, waar het gaat om concrete problemen, veel van de grote scheidswallen minder prominent zijn. Dit zou een beweging moeten zijn die door bestuurlijk Nederland sterk wordt aangemoedigd. Niet langer zaken top-down regelen en organiseren, maar juist andersom.
Dit vereist echter dat een groot deel van de regelgeving wordt aangepast. Vaak hoor ik dat wanneer voorstellen vanuit de gemeenschap richting gemeente, provincie of landelijke overheid worden gedaan, de uitvoering wordt belemmerd door regelgeving of de angst voor precedentwerking. Het is tijd dat er in allerlei domeinen, waar regelgeving nu een dwingende factor is, een soort “experimenteerstatus” wordt ingevoerd. Hierbij zou voor bepaalde projecten een deel van de regelgeving vervallen, juist om te komen tot voorstellen om die regelgeving definitief af te schalen.
Als de huidige situatie in Nederland nu niet leidt tot ingrijpende vernieuwingen, dan zal dat vrijwel zeker nooit meer gebeuren, althans niet goedschiks.
U heeft zojuist gelezen: Escalerende polarisatie: Nederlandse politiek en de dringende behoefte aan vernieuwing
Volg Maurice de Hond op X | Facebook | LinkedIn | YouTube
Blijf onbeperkt toegang houden tot alles wat Maurice.nl te bieden heeft. Klik hier om lid, abonnee, vriend en bondgenoot te worden.