De belangrijkste kritiek op het beleid stond niet in het OVV-rapport. Hoe slecht de wetenschappers met wetenschap omgingen.
Lees volledig artikel: Mijn eigen onderzoeksrapport deel 1, geen wetenschap maar dogma’s
Mijn eigen onderzoeksrapport deel 1, geen wetenschap maar dogma’s
Wat niet in het OVV-rapport stond
Hoewel het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid van afgelopen woensdag, pas deel 1 betreft (tot september 2020), denk ik – na de tekst gelezen te hebben – dat ook in de delen 2 en 3 het belangrijkste probleem van deze crisis niet aan de orde zal worden gesteld.
Namelijk dat, hoewel ze anders claimden, het RIVM/Van Dissel en de leden van het OMT alles deden, behalve wetenschap bedrijven.
Men ging uit van oude dogma’s, leerde weinig van nieuw onderzoek, was niet transparant bezig en gaf geen ruimte voor discussie. Data werden niet gebruikt om inzicht te verkrijgen en te delen, maar waren vooral een hulpmiddel om de gekozen stellingname te onderbouwen.
Dat in het centrum van deze hele operatie, met vele dubbele petten op zoals het rapport beschreef, Jaap van Dissel zat, versterkte dit bovenstaande alleen maar. Niet enkel door de positie waarin hij terecht was gekomen, maar ook door de foute keuzes van de regering, zoals het rapport beschreef. Hij werd niet de adviseur van de regering, die vervolgens op basis van zijn adviezen (zoals neergelegd in OMT-adviezen) en andere adviezen een keuze maakte. Nee, hij werd een soort baas van de regering.
Het advies van het OMT werd bindend gemaakt en hooguit vonden er nog marginale aanpassingen plaats.
En als je de werkwijze van het OMT goed bekeek en naar de OMT-leden in de media luisterde (en daar waren ze vaak), was het vooral Van Dissel die de besluiten nam en het advies liet schrijven. Zonodig aangepast of aangevuld met wensen van het Ministerie, waar hij de facto onder ressorteerde.
Van Dissels koppigheid
Dat überhaupt slechts één persoon in die positie terecht komt, is uiterst ongewenst, zoals het OVV-rapport dat af en toe zelfs vrijwel letterlijk beschrijft. Maar daarnaast was er ook een persoonlijk kenmerk van Van Dissel dat dit alles in hoge mate verergerde: zijn koppigheid.
Het is zeker geen schande als je de eerste twee maanden nog zoekende bent en je op een soort automatische piloot draait. Wat je in het verleden geleerd hebt, gecombineerd met de informatie van de WHO, laat je keuzes maken, waarvan je op dat moment naar eer en geweten denkt dat ze onder die omstandigheden de beste keuzes zijn.
En dan geef je antwoorden op vragen van kamerleden, die soms kritisch zijn of met informatie komen uit het buitenland (diverse keren werden daarbij vragen gesteld, die gebaseerd waren op informatie uit artikelen op deze site).
Antwoorden waaruit blijkt dat je hetzij niet op de hoogte bent van die nieuwe informatie, of hetzij je vindt dat die niet passen bij de adviezen die je hebt gegeven.
En, zoals gezegd, dit is de eerste twee maanden nog te begrijpen en nog acceptabel.
Kruispunt
Maar als dan steeds meer informatie beschikbaar komt dat het anders in elkaar zit dan je dacht, dan sta je voor een belangrijk kruispunt.
Omarm je de nieuwe informatie, pas je je aanpak aan, benoem je het als “voortschrijdend inzicht”? Of kies je ervoor om je oude positie vol te houden. (En hooguit ongezien wat kleine stapjes een andere kant op te maken)?
Helaas heeft Van Dissel voortdurend ervoor gekozen het oude vast te houden en het nieuwe te negeren of te ontkennen.
Dat kon mede doordat men, zoals gezegd, de data niet gebruikte om te leren en informatie uit te wisselen, maar het gekozen beleid te ondersteunen.
Deze fatale combinatie is goed terug te zien in de modellen van Wallinga, met veel te sombere scenario’s die een hele kleine kans hebben dat ze uitkomen. Maar die wel de basis waren van stevige ingrepen van de regering op advies van datzelfde OMT.
Had kunnen weten…
Ik ga hier niet diverse oude stukken van onze site herhalen, maar ik kom met een opsomming, waarbij men ook toen al snel had kunnen weten dat dit de echte realiteit was, te weten op basis van internationale data-analyses en belangrijke uitgevoerde studies. Maar omdat die analyses en studies niet pasten bij de gekozen aanpak en de gegeven toelichtingen, weigerde men gebruik te maken van die nieuwe relevante informatie. Iets wat juist een goede wetenschapper zou behoren te doen.
En het trieste is daarbij dat vele wetenschappers, die al wel anders wisten, daar niet mee naar buiten kwamen, omdat men zich wilde conformeren aan de uitgezette koers. En/of omdat men bang was voor de consequenties voor de eigen positie.
Vanwege het feit dat ook de traditionele media weinig met die nieuwe kennis deden, kregen Van Dissel, Wallinga en de leden van het OMT maar heel weinig kritische vragen.
De opsomming
Ik eindig met een opgave van belangrijke kennis die vanaf januari 2020 is verzameld en die niet of pas heel laat door Van Dissel/het OMT is meegenomen. Het heeft niet de pretentie volledig te zijn. Ik zet er steeds bij, wanneer dat punt dusdanig duidelijk aan het worden was, dat het meegenomen had kunnen worden in het beleid/de aanpak.
- Het virus zorgt vooral voor ernstige gevolgen bij ouderen en dan weer met name als men andere “comorbidities” heeft (maart/april 2020).
- Het sterftecijfer van geïnfecteerden is ruim onder de 0,5% en een stuk lager dan men dacht (april 2020).
- De verspreiding van het virus
- gaat vooral door de lucht (april/mei 2020).
- gaat amper via voorwerpen (april/mei 2020).
- vindt buiten vrijwel niet plaats (april/mei 2020).
- Superspreadevents zijn de grote aanjagers van de infecties (mei/juni 2020).
- In binnenruimte met te weinig ventilatie en/of een te laag vochtigheidsniveau blijft het virus lang hangen (mei/juni 2020).
- De mate waarin iemand symptomen krijgt, hangt samen met de virale doses die hij of zij binnen krijgt (mei/juni 2020).
- Er zijn diverse bestaande medicijnen die met een positief gevolg gebruikt kunnen worden bij vroegbehandeling (april/juni 2020).
- Een hoger vitamine-D niveau beschermt beter tegen infectie en ziekte dan een lager niveau (zomer 2020).
- PCR-testen, zeker met een hoge CT-waarde, zorgen voor veel positieve uitslagen van individuen, die niet (meer) anderen kunnen infecteren (zomer 2020).
- Doorgemaakte infectie biedt een goede bescherming tegen nieuwe varianten (herfst 2020). Bij Omikron is dat trouwens lager
- Het vanuit de eerste lijn goed in de gaten houden van het zuurstof-saturatie niveau is een goede aanpak om minder patiënten in de ziekenhuizen te krijgen (herfst 2020).
Dit patroon werd doorgezet in 2021 toen men begon te vaccineren:
- Er waren meer nadelige effecten van de vaccinatie dan men aanvankelijk dacht. Met name zit dat op het gebied van bloedklontering en hartklachten (hetgeen bij jonge mannen het meest voorkwam) (voorjaar 2021)
- Het effect van de vaccinatie om te beschermen tegen infectie nam snel af. Die tegen ernstig ziek worden bleef langer (voorjaar 2021) maar is ook eindig
- Voor jongeren is het risico van de gevolgen van zelf geïnfecteerd te worden dusdanig dat vaccinatie voor hen zelf niet de juiste keuze is (najaar 2021). En dat zou best eens (zeker bij Omikron) ook voor oudere leeftijdsklassen het geval kunnen zijn.
- Doorgemaakte infectie beschermt beter dan vaccinatie (voorjaar 2021)
- Met een boosterinjectie kan de bescherming weer opgevoerd worden, maar voor een nog kortere tijd (najaar 2021)
- Een Coronatoegangspas, waarbij gevaccineerden niet getest hoeven te worden (dus bij 3G en 2G) geeft schijnveiligheid, omdat gevaccineerden anderen wel kunnen besmetten (augustus/september 2021)
En in de laatste maanden duurde het een tijd totdat bij RIVM/modellenmakers het volgende doordrong:
- Omikron
- is beduidend minder ziekmakend.
- leidt niet tot grote toename van patiënten op IC’s.
- patiënten blijven gemiddeld korter in het ziekenhuis.
- Hoewel het aantal besmettingen in het begin een ongekende exponentiële groei kent, wordt ook vrij snel een top behaald, waarna een snelle daling volgt.
- De snelle verspreiding van Omikron zorgt ook voor een snelle verhoging van de immuniteit onder de bevolking.
- Maatregelen om het aantal infecties met Omikron te verminderen, werken amper of niet. Juist door die grote mate van besmettelijkheid komen mensen op veel plekken in aanraking met het virus.
Veel van wat hierboven staat is pas laat of helemaal niet door Van Dissel/RIVM/OMT onderkend en daardoor was het effect van de maatregelen – een stuk – kleiner dan men suggereerde, als het al een werking had. En nam men ook regelmatig onnodige maatregelen, die per saldo een veel negatievere werking hadden dan wat ze opleverden.
Evaluatie vanuit de wetenschappers
Ik betwijfel of dit onderwerp in de delen 2 en 3 van het OVV rapport terecht zullen komen. Men zal het natuurlijk wel gaan hebben over de slechte organisatie van het vaccineren in de eerste tijd en het zeer late moment dat men is gaan boosteren.
Hoewel dat zeker het geval was, ligt de oorzaak ook in het feit dat men niet of weinig wilde leren van nieuwe bevindingen en ervaringen in het buitenland.
Het zou zo fijn zijn als, buiten de benadering van de OVV, de Nederlandse wetenschappers het bovenstaande zouden gaan evalueren. Waarbij zij ook vast proberen te stellen hoe het toch kan zijn dat wetenschappers, terwijl ze anders wisten en dachten, hun mond hielden. En hoe het toch mogelijk is dat degenen die wel hun mond open deden op zijn minst op een zijspoor werden gezet.
Alleen dan maken we de kans een stuk kleiner dat een volgende keer weer hetzelfde gebeurt.
Want ik heb nog nooit eerder in mijn leven zo vaak de misplaatste stelling gehoord dat men zich beriep op Wetenschap (Science).
U heeft zojuist gelezen: Mijn eigen onderzoeksrapport deel 1: geen wetenschap maar dogma’s.
Volg Maurice de Hond op Twitter | Facebook | LinkedIn | YouTube.
Zolang dat daar niet gebeurt, zullen wij het moeten blijven doen. Blijf ons steunen met af en toe een (kleine) donatie.