Mijn vader is in 1914 geboren. Op elfjarige leeftijd werd hij van school gehaald om zijn arme ouders te helpen fruit te verkopen op het Waterlooplein in Amsterdam. Ik vond dat hij goed Nederlands sprak, maar bij het schrijven maakte hij -vond ik- eigenaardige fouten. Zo schreef hij “zo” altijd als “zoo”. En schreef hij […]
Lees volledig artikel: Zoo, nu wil ik mijn pannekoek
Mijn vader is in 1914 geboren. Op elfjarige leeftijd werd hij van school gehaald om zijn arme ouders te helpen fruit te verkopen op het Waterlooplein in Amsterdam. Ik vond dat hij goed Nederlands sprak, maar bij het schrijven maakte hij -vond ik- eigenaardige fouten. Zo schreef hij “zo” altijd als “zoo”. En schreef hij “mens” als “mensch”. Onlangs zag ik dat weer terug, toen ik zijn oorlogsdagboek doorbladerde.
Mijn van origine Cubaanse vrouw heeft kort na haar aankomst in Nederland, via de inburgering, goed Nederlands geleerd (NT2). Zij had in Cuba ook Engels gestudeerd en na de lessen Nederlands gaf ze aan dat ze onze taal op veel punten zo onlogisch vond. Zij begreep niet waarom wij woorden als “slapen” zo schrijven, terwijl we het toch met een “lange a” uitspreken. Waarom schrijven we dat niet als “slaapen”? En “jij wordt” met “dt”, terwijl je die “t” niet hoort , vond ze ook lastig om onder de knie te krijgen. Ze merkte op dat ze veel regels uitgelegd kreeg, maar dat elke regel weer een groot aantal uitzonderingen had.
Mijn dochter is nu op school lezen en schrijven aan het leren. Ze is tweetalig (Spaans en Nederlands) en leert nu eerst lezen en schrijven in het Nederlands.
Door de opmerkingen van mijn vrouw over het Nederlands en mijn ervaringen met het schrijven van mijn vader heb ik me verdiept hoe de taalregels in Nederland in het verleden tot stand zijn gekomen. Op Wikipedia staat daar een prima overzicht van.
Extra aandacht gaf ik aan de veranderingen van 1934, want die zijn gekomen toen mijn vader 20 was en hij 9 jaar van de lagere school af was. Die verandering door Minister Marchant had blijkbaar de volgende zaken tot gevolg (zoals op Wikipedia staat):
- naamvalsverbuiging (zoals op den stoel) verviel, behalve bij woorden die uitsluitend een man of een mannelijk dier aanduiden (zoals aan den heer en van den stier).
- oo en ee aan het einde van open lettergrepen (zoo, heeten) veranderde in o of e, behalve ee aan het einde van een woord (zee).
- de sinds de periode van het Middelnederlands uit de gesproken taal verdwenen palatalo-alveolaire klank aan het eind van veel woorden op -s verdween, bijvoorbeeld in visch en mensch.
- de ’th’ (met niet uitgesproken h) bleef soms (thans, theater, thee, katholiek) en verdween soms (atleet, auteur, retoriek, panter).
- De uitgangen ‘-isch’ (als in logisch) en ‘-lijk’ (mogelijk) bleven wel onveranderd
Daar zag ik dus o.a. waardoor de grammatica van mijn vader verschilde van wat ik geleerd had. Daar staat inderdaad bij dat “zoo” voortaan als “zo” moest geschreven worden en “heeten” voortaan “heten”. (Maar “zee” moest “zee” blijven en werd niet “ze”, terwijl dat in relatie tot “zo” logischer lijkt).
Als je de overige veranderingen ziet door de jaren heen op die Wikipedia pagina, dan herken ik verder wat mijn vrouw bedoelde met het gebrek aan logica en de vele uitzonderingen. Dat is trouwens iets wat steeds opvalt als die veranderingen van de laatste 200 jaar worden bekeken. Zo heeft de verandering in 1995 veel verwarring geschetst over de zogenaamde tussen-n. En net zoals mijn vader problemen had met “zoo” ben ik op dat punt van tussen-n vaak volledig in twijfel over hoe het nu ook weer zit.
Als ik wel eens bij lezingen of discussies zeg dat het goed zou zijn als we de regels van het schrijven van het Nederlands meer zouden moeten vergemakkelijken, dan merk ik zelfs nog meer weerstand dan wanneer ik het over de noodzakelijke veranderingen in het onderwijs heb. Alsof de regels van het Nederlands al eeuwenlang in beton gegoten zijn en niet gebaseerd zijn op keuzes die in het verleden gemaakt zijn en daarbij ook nog regelmatig zijn veranderd, zoals die Wikipedia-pagina mooi laat zien.
Als onze regels logischer en consequenter zijn en meer lijken op onze uitspraak (“slaapen” in plaats van “slapen” dus), dan hoeven we minder tijd op school te besteden aan het leren van het goed spellen van het Nederlands. Dat kan aan andere nuttige zaken worden besteed. Worden er ook minder fouten gemaakt in teksten.
Ongetwijfeld zal dat ouderen eerst problemen op leveren (want het wordt anders), maar we bevrijden onze kinderen en hun nageslacht van een onnodige last en verspilling van tijd op school.
P.S. Over het leren van Nederlands door Spaanstaligen en andersom vond ik dit leuke blog.