Bij de discussies over vernieuwing in het onderwijs zien we vaak twee zaken over het hoofd. Per jaar gaan kinderen ongeveer duizend uur naar school en onderwijs moet leerlingen voorbereiden op het leven in 2025 en later. De beperking van 1000 schooluren per jaar dwingt ons keuzes te maken in het onderwijsaanbod; je kunt een […]
Lees volledig artikel: Kinderen, op school gevangen in ons verleden
Bij de discussies over vernieuwing in het onderwijs zien we vaak twee zaken over het hoofd. Per jaar gaan kinderen ongeveer duizend uur naar school en onderwijs moet leerlingen voorbereiden op het leven in 2025 en later.
De beperking van 1000 schooluren per jaar dwingt ons keuzes te maken in het onderwijsaanbod; je kunt een uur maar één keer besteden. In voorstellen aan het Platform Onderwijs2032 en in plannen van politici hoor ik steeds wat scholen allemaal op scholen (nog) meer moeten doen. Maar zelden hoor ik wat er kan vervallen. Als we echter niets uit het lesaanbod schrappen, ontstaat er ook geen ruimte voor iets nieuws.
Inmiddels hebben we de grootste revolutie meegemaakt op het gebied van kennis en vaardigheden sinds de introductie van het gedrukte boek. Google en Wikipedia, smartphones en sociale media zorgen ervoor dat je waar ook ter wereld altijd de beschikking hebt over alle informatie in de wereld. Dit leidt tot een compleet andere wereld dan de wereld waarin de mensen boven de veertig jaar zijn opgegroeid.
Toen de informatierevolutie nog niet had plaatsgevonden, was het als volwassene veel moeilijker om de voor jou relevante informatie te vinden en en veel minder gebruikelijk om nieuwe vaardigheden op te doen. Wat je op school leerde was ‘just in case’. We leren je het nu, wie weet heb je het ooit nodig. Veel van wat je leerde was in de rest van je leven nooit meer relevant.
Door de informatierevolutie is het onzinnig om ‘just in case’ te leren. We moeten kinderen nu de vaardigheden leren die ze nodig hebben om problemen die ze tegenkomen op te lossen, vaak met behulp van digitale bronnen. Kennis van internetsites vinden, beoordelen en toepassen (‘find, filter and apply’) en samenwerken met mensen uit hun sociale netwerk , online en offline. We moeten veel ruimte geven voor creativiteit, kritisch denken, leren leren, burgerschap. Het advies van het Platform Onderwijs2032 beschrijft dat heel goed als aardig, vaardig en waardig.
Ik bepleit absoluut niet dat kennis overbodig is en dat kinderen alles voortaan maar moeten opzoeken. Ik zou het jammer vinden als deze karikatuur zou overblijven van mijn pleidooi om eens kritisch te kijken naar de waarde die we hechten aan schijnbaar onwrikbare elementen in het curriculum. Natuurlijk is een gemeenschappelijke kennisbasis relevant. De vraag is echter wel over wélke kennis of vaardigheden je nu zou moeten beschikken. Mijn punt is: andere kennis en vaardigheden dan vroeger. Enerzijds omdat een deel van die kennis en vaardigheden niet meer echt van belang is anno 2016. Anderzijds omdat het veel makkelijker en logischer is om na je schooltijd nog nieuwe kennis en vaardigheden op te doen. In de schoolperiode moeten we kinderen toerusten om kennis en vaardigheden te verwerven met de technologie die nu beschikbaar is. Leren doe je ‘just in time’, in plaats van ‘just in case’. Het gaat minder om de kennis die je hebt, het gaat er meer om wat je met informatie kunt doen.
Door delen van het curriculum te schrappen creëren we ruimte om leerlingen vooral met relevante projecten aan het werk te zetten, waarin ze, bij voorkeur met elkaar, creatieve oplossingen proberen te vinden voor de uitdagingen waar ze zich voor gesteld zien. Daarbij doen ze de voor hen relevante kennis en vaardigheden op. Kennis die beter beklijft en vaardigheden waar ze ook de rest van hun leven wat mee zullen doen. Ze werken vanuit hun intrinsieke motivatie en niet vanuit een plicht die ze vanuit de overheid via de leerkrachten wordt opgelegd.
Als gezegd, dat kan natuurlijk niet zonder een bepaalde basiskennis en bepaalde vaardigheden. Maar tegelijkertijd moeten we ons realiseren dat er stevig gewied moet worden in ons oude curriculum.
Waarom besteden we op school nog veel tijd aan mooi met schrijfletters schrijven en niet om met tien vingers blind te leren typen? Vroeger werden er staartdelingen geleerd, omdat er geen rekenmachines waren en dat de enige manier was om het antwoord te vinden. Maar waarom doen we het nu nog? En leren we niet of nauwelijks om met Excel te werken? Waarom leren we nog steeds Grieks en Latijn op het Gymnasium en niet wat ondernemen is? En waarom besteden we zoveel tijd aan wiskunde en is er amper tijd voor algoritmes en programmeren?
Ik kan de antwoorden op deze vragen inmiddels dromen, schrijven is goed voor de motoriek, de Oudheid is de bakermat van onze democratie, en cijferend rekenen is een voorwaarde om de rekenmachine te kunnen bedienen. Vaker niet dan wel zijn dit drogredenen om maar niet te hoeven veranderen. Je kunt er het klassieke generatieconflict in herkennen: de oudere generatie zich niet kan of wil inleven in het nieuwe leven van de jonge generatie. Maar bedenk wel zolang we het oude op scholen blijven doen is er geen of weinig ruimte voor het nieuwe. Zullen kinderen zich vooral buiten school met de nieuwe wereld gaan bezighouden, zich steeds luider afvragend wat ze op school nog doen. Zo houden we de kinderen op school, onder de valse belofte dat ze op hun toekomst worden voorbereid, feitelijk gevangen in ons verleden.